Naast de vaderlandse verrichtingen op Assen was een bescheiden kolonie Nederlanders neergestreken op Goodwood om de volledig herboren Revival op te luisteren met hun auto’s. Op een enkele pechvogel na brachten ze het er voortreffelijk vanaf: er konden diverse sigaren worden afgestoken.
De hoofdprijzen gingen vooral naar Wassenaar, waar David en Olivier Hart weer diverse Revival-successen op hun palmares konden bijschrijven. De hoogste eer was deze keer niet voor hen weggelegd, maar toch mochten beiden de nodige sigaren in ontvangst nemen voor hun klasseringen in de top-drie.
Opvallend daarbij was dat vader en zoon het voor het eerst tegen elkaar opnamen in plaats van elkaar teamgenoten te zijn. In de Sussex Trophy voor de WK-sportwagens tot 1960 ging Olivier Hart van start in een Maserati 300S terwijl David Hart de Lister ‘Costin’ voor zijn rekening nam. Met zijn bekende monsterstart pakte senior in eerste instantie zelfs de kop, om vervolgens als tweede te eindigen. Zijn zoon finishte als zevende.
Daarnaast reed Olivier naar een mooie tweede plaats in de eigenaarsrace van de St. Mary’s Trophy voor toerwagens tot 1966. In de Alfa GTA die in de ‘celebrity race’ naar de vijfde plaats was gereden door oud-F1-coureur Esteban Gutiérrez, vocht de jonge Hart zich na een slechte start naar voren naar een knappe tweede plaats.
Wat niet wil zeggen dat de twee geen enkele auto samen deelden. De RAC TT Celebration voor GT’s tot 1966 lieten ze deze keer aan zich voorbijgaan, om zich met een Ferrari 250 GT SWB te richten op de Stirling Moss Memorial Trophy voor GT’s tot 1963. Ook hier was een tweede plaats hun deel, na een mooie strijd met de ‘Dragonsnake’ Cobra van Mike Whitaker en Andrew Jordan.
De andere twee Nederlandse Ferrari 250 GT SWB’s van Roelofs Engineering manifesteerden zich intussen net zo sterk. Nicky Pastorelli nam in de openingsfase zelfs de leiding, maar een safety car gooide roet in het eten. De voorsprong die de Italiaanse Nederlander had opgebouwd, ging daarmee verloren. Hans Hugenholtz kon het als gentleman driver vervolgens niet bolwerken tegen de professionals om hem heen, zodat de auto terugviel naar de zevende plaats.
Voor Yelmer Buurman en Alexander van der Lof ging het juist de andere kant op: Van der Lof bleef in de openingsfase aardig bij, waarna de safety car zijn schoonzoon in het spel bracht: Buurman sleepte een sterke vierde plaats voor het tweetal uit het vuur.
Karsten Le Blanc kwam als Goodwood-routinier deze keer extra sterk uit de voeten. Zoals altijd weddend op het Austin Healey-paard bracht de Britse Nederlander samen met de jonge Jack Rawles de 100S van Bill Rawles op een ijzersterke vijfde plaats over de streep, in een Freddie March Memorial Trophy waarin ze het moesten opnemen tegen C-types en Cooper T33’s.
Samen met Christiaen van Lanschot nam Le Blanc ook deel aan de Stirling Moss Memorial Trophy. In hun vertrouwde Austin Healey 3000 met nummerbord DD 300 kwamen ze als 16e over de finish, waarbij ze drie Aston Martin DB4 GT’s achter zich hielden.
Een paar pechvogels waren er ook. Op zijn Goodwood-debuut bracht Jaap Blijleven zijn Lotus 18 niet aan de finish van de Glover Trophy. Toch waren zijn 12 ronden raceactie nog een verademing in vergelijking met het weekend van Luc Brandts, die met zijn Talbot-Lago T26C grotendeels moest toezien: al in de kwalificatie kwam de Franse auto niet op gang, waarna Brandts de race zelfs volledig aan zich voorbij moest laten gaan.
Een ‘semi-Nederlands’ succesresultaat volgde in de Lavant Cup die deze keer exclusief voor MGB’s was. De MGB van Mark Hope, die regelmatig in het NKHTGT in actie komt, eindigde in handen van Jason Minshaw als zesde.
Foto's: Bob van der Wolf
.png)
